dinsdag 22 september 2015

Slayer - Relentless (2015) -- Album Review

Slayer
Repentless
Thrash Metal, Speed Metal






Het heeft een tijdje geduurd. De nieuwe Slayer is er tot groot jolijt van de fanbase die, zoals het een fanbase betaamt, erg trouw is gebleven aan de band die Thrash Metal mee op de kaart heeft gezet en er wereldfaam mee heeft behaald. Slayer is een van die bands die een gouden periode meemaakten in de jaren '80, met ware klassiekers als Show No Mercy (1983), Hell Awaits (1985), Reign in Blood (1986), South of Heaven (1988), en Seasons in the Abyss (1990). Ze hebben meegewerkt aan de popularisatie van Thrash Metal en Speed Metal door hun woede en agressie in muziek om te zetten zonder te vergeten het ook luisterbaar te houden.

En toen ging het wat minder. De jaren '90 waren moeilijk, en de jaren '00 nog moeilijker. De mannen van Slayer probeerden (zoals zo veel bands) hun geluid, dat zo bekend was geworden, te veranderen en te laten evolueren. Dit was spijtig genoeg niet altijd even makkelijk als het had moeten zijn. De agressie bleef aanwezig in de muziek, de pit zat er steeds in, maar het resultaat was vaak een beetje... Saai? Ongeïnspireerd? Plat? Het gaat natuurlijk om persoonlijke preferentie op dat vlak. Ik vond vroeger Divine Intervention (1994), Undisputed Attitude (1996), en Diabolus in Musica (1998) best goed. Het had allemaal een Cross-Over geluid en heel wat meer Hardcore Punk, en dat was goed. Nu ja, het waren geen van al albums zoals Reign in Blood; soms waren ze wat raar en troebel, soms zelfs een beetje ongemakkelijk, maar het klonk wel nog goed naar mijn mening. De wereld neigt hiermee niet akkoord te gaan, vrees ik, en ikzelf ook niet meer ondertussen.

Toen God Hates Us All in 2001 op 11 September uitkwam, leek de legende van Slayer plots in steen gebeiteld: de band werd gezien als niets meer dan het imago dat ze zichzelf aanmaten. Het was natuurlijk niet hun bedoeling, maar ze hebben die nieuwe status wel volledig en geheel omarmd door er een 'gimmick' van te maken. De lyrics—iets dat bij de band altijd al een beetje kantje-boordje was, vind ik—werden nog moeilijker om zich bij te identificeren. Het was plots de vlakheid hun intentie die het voortouw nam. Het werd—durf ik het zeggen?—een heel klein beetje scene. Christ Illusion (2006) volgde die trend verder op, zoals de titel van dat album al doet vermoeden. Op zich was er niet zo veel veranderd: alles was gewoon iets minder subtiel.

World Painted Blood (2009) was voor velen de veelbelovende return-to-form. Het was een ruwe plaat die weer de energie van vroeger tentoonstelde zonder te moeten inboeten met rare stijlkeuzes of een bizarre samenhang. Het was Slayer new-style. Het was Thrash Metal pur sang, zoals Testament het nog steeds zonder falen brengt. Het niveau van vroeger werd echter meer gehaald. Op dat moment zei het me ook helemaal niets meer, maar wat verwacht je? Slayer was ondertussen bijna twintig jaar verder.

En nu is daar Repentless. Ik ben een beetje gefrustreerd. Ik weet niet goed hoe ik dit moet uitdrukken.

Ik heb eerst en vooral een klein iets te verduidelijken. Mr. King? Het woord dat u zocht, is "unrepentant".

Het album begint met een al bij al betekenisloze intro die niet bepaald veel doet om het bloed te doen pompen. Daarna komt meteen de titeltrack: een snelle, maar alweer betekenisloze opener waarin Kerry King het beste van zichzelf geeft door een snelle vier-tellen-riff tweemaal te herhalen en dat dan op te volgen met een trage power-chord gebaseerde opbouw. Die opbouw wordt volbracht door diezelfde power-chords welgeteld drie keer op identieke manier te herhalen terwijl de drums hun best doen variatie te brengen. Maar variatie brengen met het drumwerk zonder dat de gitaren zich helemaal op hun gemak voelen, is als tomaten in de woestijn kweken: no way. Van een bas is in de mix al bij al weinig te horen. Zo zet het album zich in. Dat laat bij mij gewoon een wrange nasmaak achter.

Mijn frustraties zitten niet bij de muzikale (met nadruk op -kale) inhoud, omdat die min of meer hetzelfde is als bij World Painted Blood: agressie en snelheid met veel Thrash Metal by-the-book elementen erbij. Het is de opzet ervan dat me hier irriteert. Bij World Painted Blood kon ik het nog vergeven dat er niets nieuws aan de horizont te horen was omdat de muziek op zich nog oké zat. Hier benadrukt de opzet en uitvoering op de meest ongemakkelijke manier de totale afwezigheid van thematische inhoud. Het album gaat min of meer op diezelfde manier door als die opener. Ik kan me na een vijftal luisterbeurten geen enkel nummer precies herinneren, omdat er niets bij zit waarvan ik ofwel denk "Ja, man, dat is pas een groove/melodie", of "Dit lied heeft een boodschap die resoneert". Er springt niets uit in die kolkende massa middelmatigheid. Daarom heb ik ook gewoon geen zin meer om de plaat opnieuw op te leggen.

Dit is Slayer zonder de finesse van een degelijke riff. Het is Slayer met meer vlees in de kuip (zo lijkt het), maar met minder in het hoofd. Het is Slayer met de spreekwoordelijke vinger aan de pols, maar het is de polsslag van het jaar 2008 of zo, want de lyrics zeggen hier gewoonweg niks.

Als ik er dan aan terugdenk of er toch geen momenten zijn die ik wel de moeite waard vind, word ik een beetje kwaad. Ik zou best willen zeggen dat dit de hardste, snelste, venijnigste nummers zijn die Slayer ooit bij elkaar geschreven heeft, want dat lijkt de bedoeling van de bandleden te zijn geweest. Maar daarvoor moet ik eerst twee grote obstakels voorbij. Het eerste obstakel bestaat uit het feit dat ik moeite heb met het woord 'schrijven' gelijk te stellen aan het zinloos herhalen van een riff voor er een andere wordt achter geplakt zonder muzikale linken, terwijl Tom Ayara staat te schreeuwen alsof hij zijn respirator kwijt is. Het tweede obstakel bestaat uit mijn, naar mijn mening, gegronde twijfels of de woorden 'hard', 'snel', en 'venijnig' wel nog betrekking hebben op de heren van Slayer wanneer ik eigenlijk niet meer kan uitmaken of ze wel nog het verschil weten tussen vooruit en achteruit wat hun ideeën betreft. Dit album is gewoon pure stagnatie. Het klinkt zinloos. Staan ze nu te headbangen, of te knikken van de slaap? Hebben ze nu net woedend hun frustraties geuit over de hedendaagse maatschappij, of waren ze eerder verwoed aan het vechten tegen de aanstormende slaperigheid die deze zielige hoop miserie met een faux-pas naam uitlokt? Zijn ze nu echt zo ongeïnspireerd?

Oké, genoeg. Ik heb me eens kunnen uitlaten. Ik vind het écht spijtig. Slayer is nog steeds een naam die geassocieerd wordt met de faam die ze verdienen voor de muziek die ze hebben uitgebracht door de jaren heen. Dit album toont echter dat de tijden misschien te snel gaan voor een band die zelf al wat jaren achter de rug heeft, en die bovendien twee essentiële bandleden verloren heeft op korte tijd. Jeff Hannemann overleed plotseling in 2013, en dat moet een harde klap geweest zijn voor de bandleden. Dave Lombardo verliet de band uiteindelijk om vervangen te worden door Paul Bostaph. Misschien is de samenwerking zoek? Zit de grief nog te diep in de zielen van deze heren? Of is het licht plots uitgegaan toen de pen voor het eerst op papier neerkwam?

Op dat vlak voelt het slecht aan om dit album slecht te vinden. Een sterk woord, slecht, maar ik kan niets anders bedenken. Misschien houd ik de herinnering aan de voorbije jaren en mijn voorbije ervaringen met Slayer te veel in het achterhoofd. Of misschien ben ik ondertussen meer gewoon dan toen.

Dit album had gewoon zoveel beter kunnen zijn. Ik heb amper iets gezegd over de lyrics in dit review omdat het allemaal gewoon zo pijnlijk is. "A little violence is the ultimate drug / Let's get high!" schreeuwt Araya in "Vices", en oké, goed dan, maar zelfs Slipknot kan beter. Ik ben geheel niet overtuigd. Was dat een solo, of is er net een snaar gesprongen? Op dit moment zijn er betere Thrash Metal/Speed Metal bands actief, en hoewel ze de gouden achtergrond van Slayer niet hebben om op te steunen, leveren ze beter werk dan wat op Repentless gepresenteerd wordt. Ik ben zeker dat fans hiervan zullen smullen, en ik wens het ze toe. Voor mij is dit World Painted Blood met een stevige downgrade.



30/100

maandag 21 september 2015

Joanna Newsom, "Leaving The City" -- Track Review

Joanna Newsom, "Leaving The City"
Divers
Chamber Folk, Progressive Folk
Release: 23/10/2015




Er klettert regen tegen de ruit. Ergens daar buiten brandt een eenzame lantaarn in een geel-oranje aureool. In elke druppel zit een toon verstopt, en al die druppels vallen in het ritme van de overvloed, maar je hoort enkel wat tegen het glas slaat. In die tonen hoor je een zweem van weemoed, van triestheid, maar ook van hoop en kracht.

Toen de cocon uiteindelijk van rond mijn hoofd verdween, moest ik deze nieuwe track van Joanna Newsom nog eens opnieuw beluisteren. "Leaving The City" is de naam van het nummer, en wat een nummer is me dat, zeg.

Newsom brengt op 23 oktober een nieuw album uit, Divers, vijf jaar na het geweldige Have One On Me (2010). Als ze nog meer gevoel in een nummer stak, ontplofte elke speaker die het probeerde af te spelen, denk ik. De karakteristieke harp is nog steeds aanwezig op deze single, een waar weefgetouw van complexiteit. Samen met Newsoms stem geeft het een briljant resultaat. Haar vocale prestatie is weer scherp en precies, maar ook lichtjes gerond met een beetje meer ruwheid. Wat een prachtnummer. Dit is Muziek, met een hoofdletter.

Het lied begint met een mooie heen-en-weer vloeiende melodie gespeeld op de befaamde harp. Deze melodie wordt geëchood in de zang, en van daaruit bouwt Joanna Newsom een tapijt van kleuren uit. De vocale melodie wordt gebracht met een lichte variatie in toon en tempo. Dat creëert een verrassend en fris geluid waarvan je denkt, "Waar heeft dit al die tijd gezeten in mijn leven?". Het is een geluid dat aan de toon van Ys (2006) herinnert—het heeft iets integers dat ik nog niet vaak gehoord heb. Een erg klein geluid, al bij al: gezelligheid en geborgenheid komen er uit voort zoals je dat bij Chamber muziek verwacht, maar dan geconstrueerd met een buitengewone instrumentatie en met topprestaties.

"Leaving The City" bouwt langzaam hoger en hoger op, tot uiteindelijk een elektrische gitaar mee de lead-melodie speelt. Dit was een aangename verrassing bij de eerste luisterbeurt, en na meermaals opnieuw te luisteren kan ik gerust zeggen dat het een feilloze toevoeging is aan de muziek die Newsom tot nu de wereld heeft ingestuurd. Het klinkt bijzonder modern, maar het heeft een oude ziel. Naar het einde toe, komen er zelfs drums aanzetten, wat nog meer verrast. Ze ondersteunen zonder af te leiden, en ze zorgen voor een bijzonder 'Indie' gevoel.

Thematisch is dit eveneens een topper. Diepzinnige lyrics die voor meerdere interpretaties open staan, zodat je keer op keer weer volop kan genieten van een lied dat andere Folk muziek naar mijn mening gewoon omver blaast, hoewel Timbre recent heel dicht bij de top kwam met hun album Sun & Moon.

Wat een nummer. Diepe waters onder een klein oppervlak. Een echte aanrader!


zaterdag 19 september 2015

Deerhunter, "Breaker" -- Track Review

Deerhunter, "Breaker"
Fading Frontier
Indie Rock, Neo-Psychedelia







Op 16 oktober verwelkomt de wereld een nieuw Deerhunter album dat als doopnaam Fading Frontier meegekregen heeft. Die aankondiging kwam er een tijd geleden samen met een single genaamd “Snakeskin”, een stuk Indie Rock met wat Funk erbij gesmeten. Het nummer klonk als een Deerhunter lied met alle kenmerken die normaal van dienst zijn, zoals Bradford Cox’ herkenbare stemgeluid en geweldige meeslepende gitaar melodieën verstopt onder een hoop reverb, maar dan in een frisser jasje gestopt dat meer dan ooit tevoren als Psychedelic Pop klinkt.

En nu is er een tweede single, met bijhorende muziekvideo, genaamd “Breaker”. Voor het eerst zingen zowel Cox als Lockett Pundt, in een (approximatie van een) duet. De track klinkt dromerig, met zwevende boventonen die de gitaarpartijen goed complimenteren. De drums en bas leveren sterk werk: vooral de bas heeft hier een goed geluid—iets tussen vol en dof, maar niet vlak. Af en toe hoor je in de hogere registers een paar noten vallen als sneeuwvlokjes. Het klinkt goed en héél fris. Het refrein boort zich langzaam in je geheugen binnen, en het zal daar waarschijnlijk nog een lange tijd genest zijn. Dat geluid, en de open melodieën zorgen ervoor dat dit nummer gaat schitteren. Op dat vlak klinkt dit nummer meer in de stijl van wat een band als Wild Nothing bij elkaar zou schrijven.

Het is opvallend hoe sterk het Pop geluid bij dit nummer naar boven komt, net als bij “Snakeskin”. Het klinkt als een zorgeloos en blij lied met een doordrijvend ritme. Een stijlverandering, dus, tegenover het geweldige Halcyon Digest (2010) en Monomania (2013). De lyrics geven echter een ander verhaal. Cox heeft duidelijk zijn perceptie van de werkelijkheid aangepast nadat hij kortgeleden een bijna-doodservaring meemaakte. Het feit dat hij het overleefd heeft, vormt de kern van de boodschap in deze single, en naar alle waarschijnlijkheid ook van het nieuwe album.

Vooral het eind van het lied is opmerkelijk: “And when I die / There will be nothing to say/ Except I tried/ Not to waste another day / Trying to stem the tide.” Een knik naar de finaliteit van het bestaan, maar eveneens naar de hernieuwde energie van een ‘gewonnen’ leven. En op die manier eindigt het nummer even abrupt als het begint. Het nummer lijkt daardoor een capsule te zijn, een instant pil die tweeledig werkt. De muziek is immers toegankelijker dan ooit, maar de boodschap is des te diepzinniger. Het is de moeite waard de melodie van dit lied te combineren met de contrasterende betekenis ervan, geloof me.


De nieuwe single is dus veelbelovend. Het toont Deerhunter op een manier die voor velen misschien een afknapper kan zijn, maar voor mij de meerwaarde van de muzikaliteit van Cox naar boven haalt. Benieuwd wat het nieuwe album brengt. Fading Frontier komt uit bij 4AD op 16 oktober.



donderdag 17 september 2015

Intronaut, "Fast Snakes" -- Track Review

Via Century Media
Intronaut, "Fast Snakes"
The Direction of Last Things
Progressive Sludge Metal
Release: 13 november







Intronaut, een Californische Progressive Sludge Metal band, komt op 13 november met een nieuw album uit, genaamd The Direction of Last Things. De plaat wordt uitgegeven bij Century Media Records, een platenlabel dat ondertussen is uitgegroeid tot het grootste label voor (bijna) alle soorten metaal. Afgaande op de vorige releases van Intronaut, die telkens meer en meer gepolijst en atmosferisch klonken, zou je verwachten dat de nieuwe single die nu vrijgegeven is, “Fast Worms”, die evolutie verder zet. Niet helemaal.

Waar bij de laatste twee albums, Valley of Smoke (2010) en Habitual Levitations (2013), de Sludge minder werd geaccentueerd en steeds meer, ja, zeg maar ‘lounge jazz’ werd geïncorporeerd, krijgen we hier een brok ruwheid voorgeschoteld die sterk lijkt op de eerdere werken van de band, met name Void (2006) en Prehistoricisms (2008). Toen was het viertal ook al bezig met progressieve elementen, maar de focus lag meer op de ‘groove’, en op de zware, harde composities in polyritmes die je hoofd doen tollen. Het gebruik van zulke polyritmes is ook aanwezig op de laatste albums, maar het harde lag er niet meer vingerdik op. Alles begon meer te zweven, het klonk wat meer gestroomlijnd en esoterisch.

De nieuwe track combineert het beste uit de discografie van het viertal tot nu toe. Het grijpt muzikaal terug naar de pure Sludge van de eerste albums, maar houdt tegelijk ook de beste elementen van de progressieve atmosfeer van de laatste albums bij. Het is een nummer dat de pure synesthesie biedt van wat Intronaut kan.

Het nummer opent met een fijn melodietje opgedeeld in sequenties die snel onderbouwd worden door een ritme sectie tot alles ontploft in een groove vanjewelste. De losse ritmes die hier vermengd worden, doen het nummer heel vloeiend klinken, maar dan met genoeg tegenritmes en accenten om het niet te doen voortdraven zonder de aandacht te houden. Vooral drummer Danny Walker benadrukt dat vloeiende met een paar fantastische ‘fills’ die rollend en vliedend zijn, gepositioneerd aan de rand van de mix samen met de fijne, hoge gitaar tonen, terwijl hij met de snare nog scherpe accenten weet te geven. Op het internet wordt hij wel eens een machine genoemd in de best mogelijke betekenis van dat woord, en ik neig met die stelling akkoord te gaan. Centraal staan echter de diepe, ruwe tonen van de ritme gitaar en de bas die het lied voortdrijven met voelbare energie.

Het feit dat dit alles te onderscheiden is in de mix getuigt van hoe subliem het werk van Devin Townsend hier wel niet is. Het album werd volgens de band in vier dagen live opgenomen in de studio met producer/engineer Josh Newell—iets wat ongebruikelijk is voor de heren omdat ze normaal voor lange studiosessies gaan—en dan naar ‘Hevy Devy’ Townsend gestuurd voor de afwerking. Het resultaat is gewoonweg fantastisch en ik krijg er niet genoeg van.

De muziek zelf is intrigerend zonder met overdaad te flirten. Er zit genoeg variatie in om niet in monotonie te vervallen. Het begin klinkt visceraal en hard, met zanger Sacha Dunable die het beste van zichzelf geeft zowel ‘clean’ als met zijn ‘growls’. En dan komt er plots dit frisse tussenstuk dat doet denken aan bands als Scale The Summit, waar de band het even kan uitjammen tot er een bas-solo komt. Ja, een bas-solo. Ik wil toch even benadrukkend hoe geweldig het geluid van de bassist Joe Lester wel niet is op deze opname. De bas klinkt vol en diep zonder de metaalachtige kwaliteit van de snaren te verliezen.

Dit zachtere tussenstuk gaat dan weer over in een volle laag van Sludge Metal. De overgangen tussen deze drie delen klinken natuurlijk en logisch. Het hangt allemaal samen op een manier die op de vorige albums niet te horen was. Dit moet het resultaat zijn van de studiosessies. Muziek live inspelen als band zorgt sowieso voor meer energie en synergie op de opname. Het feit dat Devin Townsend een lichte reverb op elk instrument heeft toegepast, zorgt voor een heel ruimtelijk en ‘dichtbij’ gevoel wanneer je het nummer hoort. Het brengt de muziek tot leven.

Op basis van deze single moet ik toegeven dat ik nu sterk uitkijk naar het nieuwe album. Het is zelden dat Sludge Metal op zo’n overtuigende manier wordt gebracht. Bravo, Intronaut. Laat de full-length maar komen.

Het nieuwe nummer is te beluisteren op de Century Media Records website via deze link.

woensdag 16 september 2015

Foals: - What Went Down (2015) -- Album Review

Foals
What Went Down
Indie Rock, Post-punk
Release: 28 Augustus, 2015



De nieuwe van Foals brengt een kleine stijlverandering met zich mee en komt over de toog met meer focus dan we van de indie-rockers gewent zijn. De plaat heet What Went Down en kwam reeds uit op 28 augustus bij Transgressive Records. Zoals de titel van het album al doet vermoeden, is deze release wat somberder dan voormalige langspelers van de band. In een interview bij Q Magazine dat op 7 Augustus de wereld werd ingestuurd, verklaarde zanger Yannis Phillippakis ‘pessimistisch’ te zijn over de medemens. Hij zei toen ook, “For all the Googling, all the selfies, all the great IKEA furniture, the world is as savage and dark and brutal as ever.” (via Q Magazine). Met dit in gedachten is het niet verrassend dat het nieuwe album zo’n lage noot aanslaat. Maar het komt wel onverwacht van een band als Foals die al bij al toch niet zo pessimistisch leek te zijn.

Toen Holy Fire uitkwam in 2013, bleek het dat Foals zowel de Math-Rock geïnspireerde Dance-Punk van Antidotes (2008) als de Dream Pop zwoelheid van Total Life Forever (2010) achter zich gelaten had, om zich neer te leggen bij een comfortabeler Pop Punk gevoel en geluid dat spijtig genoeg niet zo coherent overkwam. Er waren nog energieke nummers te bespeuren à la 'Cassius', maar de punch leek toen naar mijn mening nagenoeg uit hun muziek verdwenen te zijn. De single die destijds uitkwam, ‘My Number’, vond haar basis in de Dance-Punk, maar klonk als niets meer dan de commercieel-gerichte huls van een lied dat de bedoeling had Foals naar de mainstream te leiden. Op zich was de single niet slecht want het is een catchy nummer, maar het bleek de bodem uit hun muziek te halen.

Nu schotelen de veulens ons een nieuwe visie voor van wat hun muziek behelst. What Went Down is een donkere, zware mix van hun Dance-Punk geluid door de waas van de Post-Rock getrokken, en afgewerkt met de kwaliteit van de productie die te horen was op Holy Fire. De geleverde muziek klinkt initieel een beetje minder afgewerkt: het heeft wat meer pit, wat meer ruwheid, misschien zelfs een extra teen. Het is een plaat die de logische evolutie lijkt te zijn van een band die zich niet tevreden stelt met de relatieve gemakken van de mainstream. Foals durft de nek al eens uit te steken, of dat lijkt toch zo. Het album vormt voor mij de symbiose van de vele stijlen en kleuren die Foals al gecreëerd hebben in hun carrière. Het voegt er zelfs nog een paar nieuwe ideeën bij zonder de essentie van de muziek te veranderen—wat zowel positieve als negatieve gevolgen heeft.

Het is een album dat vooral volwassen klinkt. Hier vind je niet meteen de pure speelsheid die je zou verwachten van een band als Foals, maar onder de laag vernis zit wel serieus wat venijn verborgen. De ritmes kolken. Er zit iets krachtigs verborgen net onder het oppervlak, maar je hoort of ziet het amper. Hier en daar komt de ruwheid dan plots naar boven. Het is te lezen in de titels van de nummers die hier verzameld zijn, en het is te horen in de liedteksten. 

Ik denk hier aan het eerste nummer, titel-track ‘What Went Down’, waar Yannis Phillippakis tevens het beste van zichzelf laat horen. Veel van de beelden die in zijn teksten verschijnen, doen somber aan. “I buried my heart in a hole in the ground”, “When I see a man, I see a lion”, en “I fell for a girl with a port-wine stain / I knew her initials but never her name” zijn zo enkele versregels uit het nummer. Het schildert een kille wereld af waar identiteit niet meer is dan een uiterlijk, waarbij de menselijkheid—of zeg maar, de inhoud—van mensen wegvalt. Als de titel van het nummer een vraag was (“What went down?”) zou het antwoord waarschijnlijk ‘humanity’ zijn. ‘A Knife in the Ocean’, tweede single en afsluiter van het album, wijst inhoudelijk in dezelfde richting. Thematisch is dit zeker het kilste album dat Foals al bij elkaar geschreven heeft.

Er zit een lichte ruis over de opnames van elk instrument die het hele album zowel gepolijst als vuil doet overkomen. Het klinkt wat onafgewerkt, maar dat helpt de intensiteit wanneer die aanwezig is in de nummers. Vooral ‘Snake Oil’ spreekt me hierin sterk aan. De zingende, bijna verdronken gitaren; de bas en drums die het allemaal bij elkaar houden met hun stompen; en dan die zang. Jongens, meisjes: die zang. Iemand mag tegen mijn schenen komen trappen als dat niet de beste prestatie is die Phillippakis kon brengen. Hij komt echt sterk uit de hoek met een vertwijfelde, harde toon die zo zacht en tegelijk ook zo sterk kan zijn.

Hierbij komt dan het zachte gezoem van de keyboards dat alles doopt in het wijwater des onheils. Dit is het zwaarste album dat Foals al uitgebracht heeft, zonder twijfel, hoewel de gitaren hier eigenlijk meer op de achtergrond liggen. Het toetsenspel komt wat meer voorop komt te staan in de mix, en dat zorgt voor de donkere, soepele tonen die het hele album overspoelen met een buiten-wereldse sfeer, terwijl de gitaarlijnen gestaag de druk opvoeren. De hevigste tracks klinken met andere woorden telkens als wespennesten: je weet dat er gevaar kan zijn, maar je hoort eigenlijk alleen maar kwaad gezoem komen vanuit een wassen doos.

Deze aanpak werkt erg goed voor individuele nummers. Het feit dat de band niet expliciet uithaalt, doet niet af aan de kwaliteit van sommige nummers hier. Het laat Foals toe om een lied traag te laten ontplooien, en ze zijn er gewoonweg goed in. Dit is hun grote forté, wat mij betreft: een lied van zacht naar luidkeels brengen in een prachtige explosie van geluid. Een gestage crescendo van intensiteit. Ze deden het al bij geweldige nummers als ‘Spanish Sahara’ van Total Life Forever en ‘Inhaler’ van Holy Fire. Op die momenten omarmen ze hun Post Rock roots en gaan ze voluit. Het album bevat echter ook een aantal ballades die sterk contrasteren met de zwaardere nummers.

London Thunder’ is zo’n ballade. Het toont hoe geoefend de indie-rockers zijn in het schrijven van steengoede melodieën. Op zich is dit het perfecte voorbeeld van de evolutie die Foals nu lijkt door te maken als band. Het nummer zit vast tussen de progressie van de Dance-Punk en hoe ingehouden Indie Rock kan zijn, maar de band rijkt terzelfder tijd een nieuw visie op beide aspecten aan door de melodie zo open te brengen en zo centraal te zetten. Het komt dan wel niet verrassend over, maar het is wel de beredeneerdste toepassing van al wat deze heren in hun carrière tot nu toe hebben bereikt. 'Birch Tree' is hier ook een voorbeeld van, wat mij bereft.

Het is daarmee ook niet gezegd dat het album uit de voegen barst met enkel frisse ideeën en hevigheid. ‘Lonely Hunter’, bijvoorbeeld, kon evengoed op Holy Fire gestaan hebben, en biedt eigenlijk niet veel meer dan de gedachte: “Hé, hoor daar, het volgende nummer in de tracklist, en het is van Foals”. Hiermee wil ik niet zeggen dat het slecht is, want het heeft wat mij betreft de meest aansprekende melodie van de tien tracks samengenomen. Het is er gewoon zonder meer. Zulke nummers zorgen ervoor dat de loop van het album stilvalt, en spijtig genoeg komen zulke specimen vooral in de tweede helft van het album voor. Als luisteraar ga je dan wat meer letten op de fijnere kanten van het geluid, wat niet steeds even positief uitkomt. Op zijn ergst is het gewoon saai en klinkt het inspiratieloos.

Het probleem zit hem voor mij in het volgende: er is niets dat echt verrast eens je de nieuwe toon gewoon raakt. Individuele nummers, en dan vooral in de eerste helft van het album, kunnen overtuigen op hun eigen manier. Maar als je de verschillende lieden hier samenneemt, en het album in zijn geheel beluistert, lijkt het alsof de heren van Foals het soms té veilig spelen. Dat zorgt voor een spanningsveld dat nooit schokken geeft. Het doet een mokerslag van een lied als ‘Mountain at My Gate’ overkomen als iets geveinsd.

Contradictorisch genoeg ligt bij die relatieve saaiheid precies ook de kracht van dit album, want het klinkt eigenlijk helemaal niet zo saai. Het album biedt net genoeg om de aandacht te houden, en houdt je toch nog in de comfort-zone van wat je verwacht had te horen. Op die manier is de sfeer die Foals hier creëert best te smaken en kan je individuele liedjes zalig opslorpen met veel genot. Als album, in zijn totaliteit, gaat de plaat spijtig genoeg wel slepen naar het einde toe.

A Knife In The Ocean’, de afsluiter, is ondanks alles wel een geweldige afsluiter. Het klinkt alsof Foals hun beste Coldplay wilden bovenhalen, en ze doen dat goed—misschien zelfs iets te overtuigend.

Maar wacht, wat is het nu? Het album is een paradox voor mij. Er zijn elementen die ik opnieuw en opnieuw wil horen; er zijn andere dingen die me koud laten (ik kijk naar jou, 'Albatross'). Verder dan dat gaat het ook niet: sommige nummers zeggen me niets, andere zijn steengoed. Dit album zal echter wel nog lange tijd in de CD-speler zitten terwijl ik probeer te achterhalen of ik het nu echt goed vind, want hoewel Foals met weinig echt nieuws voor de dag komen, komen ze toch nog met kwaliteit aanzetten.


Score: 65/100


maandag 14 september 2015

My Dying Bride: 'And My Father Left Forever' -- Single Review

My Dying Bride, voortrekkers van Doom Metal sinds de release van hun eerste full-length album As The Flower Withers in 1992, vieren hun vijfentwintigste jubilee, en ze zijn er weer met een nieuwe single voor het nieuwe album genaamd Feel the MiseryNiet bepaald om vrolijk van te worden, zo’n titel, maar onthoud: de ‘catharsis’ is het belangrijkste aspect van de tragedie. Dat is toch zo op de toneelplanken. En dat geldt ongetwijfeld ook voor de heren van My Dying Bride, want als de single ‘And My Father Left Forever’ een indicatie is voor wat we kunnen verwachten van het twaalfde album van deze Britten, dan mogen we allen tezamen verkneukeld in de handen wrijven. Hun nieuwe nummer klinkt geweldig en komt aan als een ware mokerslag. Het doom-gevoel ligt er vingerdik op, en het voelt verrassend goed.

De track opent met ruisende feedback die meteen overgaat in een mid-paced riff. De gitaren klinken verrassend melodieus en gedreven terwijl de ritmesectie het geheel doet daveren. Oud-gitarist Calvin Robertshaw is weer tot de rangen van My Dying Bride toegetreden, en dat is merkbaar. De gitaarlijnen hebben dat sterke ‘vintage’ gevoel wat vooral te horen was op eerdere albums van de band. Vooral Like Gods of the Sun (1996), en The Light at the End of the World (1999) schieten me hier te binnen. De gelijkenissen qua toon en opzet zijn er zeker.

De simpliciteit van de gitaarlijnen in de hele track zorgt voor een sfeer die des te efficiënter wordt overgedragen. Deze track klinkt als het ware zoals het gevoel dat men bij zwaar onweer krijgt—opgesloten in een kleine kamer terwijl hevige wind regen tegen de ruiten doet kletteren. Het klinkt werkelijk donker en eindeloos expansief, maar ook besloten in zijn triestheid. Dit is een gevoel dat weinig andere Doom Metal bands nog zo overtuigend weten over te brengen, hoewel bands zoals Pallbearer er vorig jaar erg dichtbij kwamen.

De kwaliteit van de productie doet alles hermetisch afgesloten klinken tot frontman en zanger Aaron Stainthorpe, met zijn welbekende timbre, komt aanzetten. Zijn klagerige toon gemixt met de vocale melodielijnen creëren een extra sombere sfeer die me erg aanstaat—en die zelfs doet terugdenken aan A Line of Deathless Kings (2006) door de relatieve eenvoudigheid ervan. De zang wordt al bij al ingehouden gebracht. De lyrics klinken daardoor gewichtig en doordacht in dit nummer. Het effect is typisch My Dying Bride: troosteloos, mager, maar tegelijk ook stijlvol en zwevend.

De track duurt dan wel bijna tien minuten, maar die tien minuten vliegen voorbij zonder dat je het echt merkt. De compositie is geweldig en maakt de luisterervaring makkelijker: er zit genoeg variëteit in, met enkele tempowisselingen, zonder dat het geheel verloren gaat in de delen ervan.

De lyrics blijven door het hoofd spoken bij dit lied. De eenvoudigheid is ook hier treffend. Gepaard met de muziek creëert het een narrativiteit die me aanspreekt. Sommige van de concepten die aan de man worden gebracht zijn atypisch erg persoonlijk, en komen dus des te harder aan. Of het vernieuwend is, betwijfel ik. Het effect ervan is echter zalig goed. De laatste regels van het lied blijven me waarschijnlijk mijn leven lang bij: “The Devil is very old, indeed / We sit with a few stories to tell.”

Het is dus aangeraden uit te kijken naar het nieuwe album van My Dying Bride. Als elk nummer op dat album van gelijkaardige kwaliteit blijkt te zijn, zou het wel eens een nieuwe klassieker kunnen worden binnen de discografie van de band, en binnen het genre.

Feel The Misery komt uit bij Peaceville Records op 18 September.